Fire


Vuur is het resultaat van een chemische reactie tussen een brandbare stof en zuurstof. Om deze reactie op gang te brengen is warmte nodig, in de vorm van een ontstekingsbron of ontbrandingstemperatuur.
Er zijn dus 3 componenten nodig:
* brandstof
* zuurstof (O2)
* temperatuur (T)
Tesamen vormen deze 3 factoren de zogeheten branddriehoek.
De eenvoudigste manier om een vuur of brand te blussen is dus één of twee van deze factoren uit de driehoek te halen.


branddriehoek

Wanneer spreken we van brand?

Wij spreken van brand als er sprake is van vuur dat;
* ongewenst ontstaan is
* zich ongecontroleerd kan uitbreiden
* schade en eventueel letsel tot gevolg heeft

Het gevaar van brand

Het grootste gevaar van een brand is de rookontwikkeling. Dit brengt de volgende gevaren met zich mee:
* giftige gassen
* verspreiding van hitte
* belemmert het zicht
* werkt desoriënterend


Brandbestrijding


Bij brandbestrijding is het belangrijk te weten wat er brandt, dit bepaalt namelijk het te gebruiken blusmiddel. Het gebruiken van het verkeerde blusmiddel kan leiden tot gevaarlijke situaties, door bijvorbeeld plotseling oplaaien van de brand.
Om een duidelijk onderscheid te maken tussen verschillende soorten branden, hanteren we zogeheten brandklassen.


brandklassen

De meeste branden worden door mensen veroorzaakt, waarvan er jaarlijks zo'n 14.000 in gebouwen ontstaan.


Oorzaken zijn:

* brandstichting
* roken
* brandgevaarlijke werkzaamheden
* kinderen die met vuur spelen
* defect in electrische apparaten
* overbelasting of ander verkeerd gebruik van apparaten
* broei
* zelfverhitting
* vuurwerk
* overigen


Plaatsen waar de meeste branden ontstaan:

* keuken
* verblijfsruimtes zoals kamers, vergaderzalen, patiëntenverblijven
* technische ruimtes
* zo'n 10% van de branden ontstaat in de hal, gang of trappenhuis van een gebouw

Verhoogde risico's

Deze doen zich voor bij brand bij of in electrische installaties (meterkasten, technische ruimtes), en ruimtes waar zich gevaarlijke stoffen bevinden, zoals keukens, technische ruimtes, berging/schuur en magazijnen.


De taak van de BHV in het geval van een brandmelding

Deze taak bestaat uit:
* brandmelding controleren en onderzoeken
* bestrijden van een beginnende brand
* alarmeren en evacueren van alle aanwezigen indien de brand niet geblust kan worden


Deze handelingen worden uitgevoerd conform het in het bedrijf geldende protocol. Dit is per bedrijf verschillend, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in het bedrijf gedaan worden, ligging van het pand, hoeveelheid medewerkers, wel of geen verminderd zelfredzame personen en dergelijke.
Dit protocol is terug te vinden in het bedrijfsnoodplan, waarin alle afspraken en procedures omschreven staan.


Hoe komt een brandmelding binnen?

Dit kan op verschillende manieren:
* via een automatische melder, zoals een rookmelder
* via een telefonische melding door een medewerker
* mondeling, bijvoorbeeld direct bij een BHV
* door middel van het indrukken van een handbrandmelder


De melding komt binnen bij de receptie of een andere centrale locatie, via de telefoon of het brandmeldpaneel (BMP). Afhankelijk van het geldende protocol zal de verantwoordelijke persoon de BHV-organisatie oproepen.


Brandmelding controleren en onderzoeken

Controleer volgens "wie, wat, waar?"
* wie heeft de melding gedaan?
* wat brandt er?
* waar is de brand?


Onderzoek de melding ter plaatse, kijk of er echt brand is en of dit zelf te blussen valt. Ga bij voorkeur met twee BHV op onderzoek uit en neem een handbrandblusmiddel mee. Neem geen onnodige risico's, ga uit van de stelregel "waar rook is, is geen BHV".


Indicatoren bij brand

Bij het onderzoeken van een brandmelding maken wij gebruik van indicatoren, om te beoordelen of het veilig is een ruimte te betreden en eventueel een bluspoging te doen.

Deze indicatoren zijn:
* rookontwikkeling, beperkt tot een ruimte of zich verspreidend
* grootte van de brand


vlamgrootte 1
vlamgrootte 2
vlamgrootte 3
vlamgrootte 4
vlamgrootte 5

rook 1
rook 2
rook 3
rook 4
rook 5

Wanneer de vlam niet groter is dan armlengte (2e plaatje boven), en de rookontwikkeling niet meer dan in het tweede plaatje onder, dan is het doorgaans veilig om zelf een bluspoging te doen. Natuurlijk moet men ter plaatse altijd zelf een inschatting maken. Bij twijfel: deur sluiten en het blussen aan de brandweer overlaten.


Deurprocedure

Wanneer een brand in een ruimte wordt vermoed, waarvan de deur gesloten is, moet om deze veilig te kunnen openen, de deurprocedure worden uitgevoerd.

Wanneer na inspectie van de brand blijkt, dat deze niet zelf te blussen valt, wordt de ontruiming in gang gezet. De handbrandmelder wordt ingedrukt en per portofoon wordt de melding bevestigd.


Aandachtspunten bij deurprocedure

Kijk allereerst welke kant de deur opdraait: van u af, of naar u toe. Dit is te zien aan de scharnieren.
Laat bij een warme deur de deur dicht, en roep of er mensen in de ruimte aanweizg zijn. Probeer er achter te komen waar eventuele personen zich in de ruimte bevinden, door gericht vragen te stellen. Geef aan dat zij laag bij de grond moeten blijven.
Bij een koude deur opent u deze voorzichtig een klein stukje en kijk of er rook langs de bovenzijde ontsnapt.
* wel rook? Dan deur sluiten en roepen of er mensen zijn. Laat deze eventueel naar de deur toe kruipen.
* geen rook? Dan de deur verder openen en de ruimte controleren.

Blijf letten op (eigen) veiligheid!


Beginnende brand bestrijden

Onder een "beginnende brand" verstaan wij een brand die zich nog bevindt op de plaats waar deze is ontstaan.Stel eerst vast wat er brandt en of de brand nog klein genoeg is om zelf een bluspoging te doen.


Brandklasse A

Dit zijn de branden van vaste stoffen. Hierbij is vooral belangrijk zoveel mogelijk te koelen. Om deze reden is water het meest gebruikte blusmiddel.


Bij vaste stoffen en oliën/vetten wordt vaak gesproken van de zelfontbrandingstemperatuur. Dit is de temperatuur waarbij deze stoffen spontaan een reactie met zuurstof aangaan en dus ontbranden. Hierbij is geen extra ontstekingsbron nodig.


Brandklasse B

Dit zijn de branden van vloeistoffen. Deze vloeistoffen branden als damp, welke met de aanwezige zuurstof in de lucht een brandbaar mengsel vormt.
Blussen met water is niet geschikt vanwege het risico op verspreiding van de brandende vloeistof en daarmee het verergeren van de brand.
Bij voorkeur wordt CO2 of sproeischuim gebruikt.


Bij vloeistoffen wordt vaak gesproken van het vlampunt. Het vlampunt van een vloeistof is die temperatuur, waarbij de vloeistof voldoende damp vormt om met de in de lucht aanwezige zuurstof een brandbaar mengsel te vormen. Voor de ontbranding is hierbij een ontstekingsbron nodig.


Brandklasse C

Dit zijn de branden van gassen. Hierbij is het van belang de gastoevoer zo snel mogelijk af te sluiten om de brand te blussen. Het is alleen toegestaan de vlammen met een handbrandblusser te blussen, als dit betekent dat men daarna direct de gastoevoer kan dichtdraaien.


Brandklasse D

Dit zijn de branden van metalen. Het gaat hierbij o.a. om lichtmetalen en hun legeringen, zoals:
* aluminium
* magnesium
* natrium
* lithium
Deze metalen reageren veelal met water, dus mogen hiermee NIET geblust worden. In plaats daarvan gebruiken wij een specifieke D-klasse poederblusser.


Brandklasse F

Dit zijn de branden van oliën en vetten.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan frituurolie. Deze branden mogen absoluut NIET met water geblust worden! Het beste is deze branden af te dekken, zoals met een deksel in het geval van een vlam in de pan. Ga niet met de pan lopen, laat deze tenminste een uur staan om af te koelen!
Andere F-klasse branden worden geblust met een zogeheten vetblusser. Dit is een speciale sproeischuimblusser die geschikt is voor de hoge temperaturen van een olie- of vetbrand.



Blusmiddelen en hun eigenschappen

Brandslanghaspel....

Medium : water
Blussende werking : koeling
Brandklasse : A
Worplengte : tenminste 5 meter
Standaard slanglengte : 25 en 30 meter
Voordelen : veel beschikbaar
Nadelen : electrisch geleidend
: veel nevenschade

Sproeischuimblusser

Medium : water met schuimvormend middel
Blussende werking : koeling en verstikking
Brandklasse : A en B
Worplengte : 5 meter
Voordelen : onder voorwaarden geschikt voor electrische installaties; weinig nevenschade
Nadelen : vorstgevoelig

Vetblusser.................

Medium : water met schuimvormend middel en additief
Blussende werking : koeling en verstikking
Brandklasse : F
Worplengte : 5 meter
Voordelen : vormt een emulsielaag op het oppervlak, hierdoor herontsteking niet mogelijk; weinig nevenschade
Nadelen : vorstgevoelig; slechts geschikt voor kleine oppervlakken

CO2 blusser..............

Medium : gasvormig koolzuur
Blussende werking : zuurstofverdringing
Brandklasse : B
Worplengte : 1 tot 1,5 meter
Voordelen : niet electrisch geleidend; weinig tot geen nevenschade
Nadelen : in kleine ruimtes gevaar voor verstikking

Poederblusser..........

Medium : natriumcarbonaat poeder
Blussende werking : negatieve katalysatie, stopt de reactie tussen brandstof en zuurstof
Brandklasse : AB, BC, ABC en D
Worplengte : 5 tot 7 meter
Voordelen : niet electrisch geleidend; vorstvrij
Nadelen : veel nevenschade door corrosieve eigenschappen

Blusdeken................

Medium : onbrandbaar weefsel (bijv. glasvezel)
Blussende werking : verstikking
Brandklasse : A, B (beperkt) en personen

Zand.........................

Medium : fijn bluszand
Blussende werking : verstikking
Brandklasse : A en B
Voordelen : niet electrisch geleidend; vorstvrij
Nadelen : beperkt bruikbaar

Answer the questions now


To 6. Evacuation and communication